Een sterke, bladverliezende boom met bijzonder tweelobbig, leerachtig, waaiervormig blad. Ondanks deze bladvorm wordt de boom als conifeer beschouwd. De boom is de enige overlevende van een grote plantenfamilie uit lang vervlogen tijden, het is als het ware een levend fossiel. Deze boom wordt in het Verre Oosten al heel lang gekweekt en kan wel 2000 jaar oud worden. De boom groeit onregelmatig en enigszins kegelvormig. Het kan een grote boom worden, maar de cultivars worden niet zo hoog. Aan oudere vrouwelijke bomen (zeldzaam) komen geelwitte, ronde vruchten, die een onaangename geur verspreiden. Het blad verkleurt prachtig geel in de herfst.