Een molensteen om mijn nek. Zo voelde mijn tuin de laatste jaren voor me. Doordat mijn lijf me in de steek liet en doordat bij mijn man het tuiniersgen volledig leek te ontbreken, was mijn ooit met zoveel zorg aangelegde tuin veranderd in een Friese jungle. Ik schaamde me voor de puinhoop. Als er visite kwam voelde ik altijd de behoefte uit te leggen hoe het toch zover gekomen was. En tegenover de buren voelde ik me schuldig. Zij moesten immers tegen die wanordelijke bende aankijken. Inmmiddels ging het lichamelijk veel beter met me, maar de stap zetten om de tuin aan te pakken... dat lukte me niet. Het was te veel, ik wist niet waar ik moest beginnen.
Tot een goede vriend me op weg hielp. Hij gaf me het zetje dat ik nodig had. Zelf trok ik de brandnetels en graspollen eruit. Ik kreeg de smaak te pakken en zelfs mijn man raakte geïnspireerd. Samen met de vriend groeven we een vijver, maakten we de paden schoon en bouwden we een overkapping. Mijn lang weggestopte passie voor planten kwam weer boven. Ik zette de tuin vol met nieuwe planten, vermeerderde planten die nog tussen de brandnetels overleefd hadden en plantte plantjes die ik van vrienden en familie kreeg. Met elk stukje tuin dat ik terugwon, won ik ook een beetje van mijn langverloren hobby terug.
Inmiddels zijn we een jaar verder. De tuin is mooier dan ooit en elk vrij moment breng ik erin door. Als ik om me heen kijk is het moeilijk om me voor te stellen dat het een jaar geleden nog zo'n ondoordringbare wildernis was. Wat kun je met je eigen handen toch een hoop bereiken. Soms heb je alleen een zetje nodig.