Het levensverhaal van Groei & Bloei

Het levensverhaal van Groei & Bloei

De wereld zag er heel anders uit toen op 17 december 1872 in de Haagse herensociëteit ‘De Vereeniging’ 28 keurige heerschappen bijeen kwamen om de vereniging op te richten die nu Groei & Bloei heet. 150 jaar later is Groei & Bloei ondanks alle crisissen, wereldoorlogen en technologische en maatschappelijke ontwikkelingen nog steeds springlevend. Edwin Oden dook in de archieven op het hoofdkantoor in Zoetermeer en sprak met kenners. Hier het eerste deel van zijn verhaal: hoe het begon ...

Tekst Edwin Oden

In 1872 zat Nederland midden in de industriële revolutie. De eerste grote fabrieken verrezen en stoomtreinen en stoomboten maakten het leven sneller, drukker en efficiënter, maar toch gingen ook veel dingen nog op de oude manier. In 1872 was er bijvoorbeeld nog geen elektrisch licht, reden er nog volop koetsen door de straten ‒ de fiets en de auto bestonden nog niet ‒ en niemand had nog een typemachine: de eerste officiële stukken van de ‘Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde NMTP’ (zoals Groei & Bloei toen nog plechtig heette) werden in zwierig geschreven krullenletters te boek gesteld.

Hip en vooruitstrevend

De NMTP was in die tijd met haar aandacht voor tuinbouw en plantkunde een hippe, vooruitstrevende organisatie. Tot halverwege de 19e eeuw was er altijd gesproken over ‘landbouw’ als het ging om de teelt van gewassen; tuinbouw was toen een nieuwerwets woord, en behelsde vooral de teelt van groente en fruit ‒ het kweken van bloemen en bloembollen was nog maar net een beetje begonnen. De interesse voor sierplanten was halverwege de negentiende eeuw ontstaan met de komst van de eerste plantenverzamelaars, die de wereld over reisden en honderden gewilde, onbekende planten meenamen naar Europa. Rijke families met landgoederen ‒ dat waren destijds zo ongeveer de enigen die zich een beetje tuin konden veroorloven ‒ wilden hun groene paradijzen maar al te graag verfraaien met die schitterende planten en hadden daar veel geld voor over. Dat zorgde ervoor dat de kweek van sierplanten voor liefhebbers een eerste push kreeg.

Plantenkennis delen

Aanvankelijk pionierden de landgoedeigenaren ieder voor zich met hun mooie nieuwe planten, maar al snel kregen ze behoefte zich te verenigen, om gemeenschappelijke belangen te behartigen en plantenkennis te kunnen delen, zodat ze de planten in hun tuinen zo goed mogelijk konden laten presteren. Uiteindelijk was het de Amsterdamse arts en apotheker dr. D.J. Coster die in 1871 de oproep deed een vereniging op te richten van planten- en tuinliefhebbers en mensen uit het vak. Coster was als farmaceut erg geïnteresseerd in de geneeskrachtige werking van planten en hoofdredacteur van ‘De Gids in het Plantenrijk’, een van de eerste Nederlandse tuintijdschriften en dat werd uitgegeven door een Haagse bloemist. Op gewichtige toon en in breedsprakige stijl, zoals in die tijd in hogere kringen gebruikelijk was, omschreef hij in schoonschrift het ontstaan van zijn idee: “Daar zat nu eens de Hoofdredacteur op een winteravond van ‘71 in zijne studiecel en toen ontsnapte het volgende aan zijne pen: een bond in het leven te roepen voor allen die planten liefhebben.” Een jaar later was de NMTP een feit: de eerste tuinbouworganisatie van Nederland was geboren.

Boeren en buitenlui

De ‘Maatschappij’ zoals de leden hun vereniging onderling noemden, bestond uit een bont gezelschap heren van uiteenlopende rangen en standen die elkaar vonden in hun liefde voor planten en tuinieren. De meesten waren eigenaren van landgoederen en buitenplaatsen: het wemelde van de baronnen, jonkheren en andere adellijke lieden, met NMTP-’beschermheer’ koning Willem III voorop. Onder de leden waren verder bloemenkwekers, bloemisten en bloemen- en bollenhandelaren. De minderheid was beroepskweker van groente en fruit, of ‘tuinbaas’ of ‘tuinknecht’ (tuinman in dienst bij een particulier)  ‒ de NMTP gaf hen, als arme 'werklieden', heel coulant een fikse korting op de contributie.

Afdelingen worden geboren

In de beginjaren hield de NMTP zich vooral bezig met het organiseren van tuinbouwtentoonstellingen. Er werd een heuse ‘Vaste Keurings Commissie’ samengesteld die de tentoongestelde bloemen en planten keurde en certificaten uitreikte voor nieuw gekweekte planten. De NMTP bleek een gewilde club om lid van te zijn: al snel groeide het ledental, en door heel Nederland vormden zich allerlei aparte afdelingen die eigen lezingen en tentoonstellingen verzorgden en waar men elkaar hielp aan bijzondere planten te komen.

Boomplantdag en moederdag

Rond 1900 was de NMTP ook uitgegroeid tot adviesorgaan voor de regering op het gebied van de beroepstuinbouw, maar daaraan kwam een einde in 1908, toen de Nederlandsche Tuinbouwraad ontstond en die rol overnam. De NMTP was begin twintigste eeuw de drijvende kracht geweest achter de oprichting van de bloemenveiling in Aalsmeer, organiseerde destijds de eerste nationale boomplantdag en introduceerde in 1925 Moederdag: door Nederlanders aan te sporen die dag een bloemetje voor hun moeder te kopen, probeerde zij de bloementeelt te stimuleren ‒ wat achteraf als een geslaagde missie kan worden beschouwd, want nog steeds is een bos bloemen het meest verkochte cadeau op Moederdag, en ook de rest van het jaar kopen Nederlanders massaal en regelmatig bosjes bloemen.

Club van tuinliefhebbers

Begin vorige eeuw ontstonden er steeds meer beroepsorganisaties in de tuinbouw, waardoor de NMTP uiteindelijk definitief een vereniging voor tuinierliefhebbers werd. Er werd van alles georganiseerd, zoals dia- en later ook filmvoorstellingen, lezingen, cursussen, excursies, tentoonstellingen, het keuren van tuinen en het uitreiken van medailles daarvoor, en het nationaal kampioenschap bloemschikken.

Het levensverhaal van Groei & Bloei Prinses Beatrix plant een boom, Groei & Bloei Nationale Tuinweek 2014

Koninklijk

Lange tijd bleef de NMTP ijveren voor tuinbouwonderwijs. Ze zorgde aanvankelijk voor ‘wandelleraren’ die door het land trokken om aan werklieden  voorlichting te geven over bodem en planten, en werkte later mee aan de oprichting van rijkstuinbouwscholen en bloemsierkunst- en hoveniers opleidingen, die er toen amper waren in Nederland. De NMTP richtte zelfs haar eigen tuinbouwscholen op. Al die maatschappelijke betrokkenheid van de NMTP ontging het koningshuis niet: vanaf 1923 mocht de NMTP zich ‘koninklijk’ noemen er veranderde de naam in KMTP. Al sinds 1875 was koning Willem III beschermheer van de vereniging, en na hem had de ‘Maatschappij’ altijd een koningin als beschermvrouw. Anno 2022 is dat prinses Beatrix, die na haar abdicatie aangaf graag beschermvrouw te willen blijven. Niet verwonderlijk dat ze daarom verzocht, want zelf is ze ook enthousiast tuinier ‒ als ze wel eens een Groei & Bloei evenement bezoekt, praat ze graag met mede tuiniers over de beste verzorging van de planten die ze in haar tuin heeft staan.

Het tijdschrift; Het Nederlandsche Tuinbouwblad

Vandaag de dag is een abonnement op Groei & Bloei voor veruit de meeste mensen de voornaamste reden om lid te worden van de vereniging Groei & Bloei; het abonnement is automatisch gekoppeld aan het lidmaatschap. Het blad ‒ of ‘orgaan’, zoals het vroeger door de leden deftig werd genoemd ‒ heeft altijd een belangrijke rol gespeeld binnen de vereniging. Al vlak na de oprichting van de NMTP spraken de leden de wens uit een eigen blad te hebben, om daarmee de binding tussen de leden te versterken en kennis over planten en tuinieren te verspreiden. Dertien jaar later was het zover: het eerste nummer van ‘Het Nederlandsche Tuinbouwblad ‒ orgaan van de NMTP’ verscheen. Het zag er heel anders uit dan de kleurrijke ‘Groei & Bloei’ die we nu kennen: een dun, wat flodderig krantje op A3‒formaat, met veel tekst in kleine lettertjes en slechts een paar eenvoudige kleurloze pentekeningen als illustratiemateriaal. Maar de artikelen die in dat allereerste nummer stonden, over het kweken van perenbomen en de oorsprong van de dahlia, zijn ‒ hoewel in oubollige schrijfstijl ‒ nog net zo informatief als toen.

Het levensverhaal van Groei & Bloei Het Nederlandsche Tuinbouwblad 1e jaargang 1885

Bergen en dalen

Het ‘orgaan’ van de KMTP voorzag meteen duidelijk in een behoefte, maar is meerdere keren in haar geschiedenis ook op sterven na dood geweest. Er waren zelfs periodes dat het even helemaal niet meer verscheen, zoals van 1943 tot 1945, toen de Duitse bezetter het verbood. Ook het ledenaantal van de KMTP heeft wel grote dips gekend, zoals de moeilijke jaren van 1930 tot ongeveer 1960, toen crisis, oorlog en wederopbouw het hobbytuinieren naar de achtergrond drongen ‒ het was een periode waarin bloementeelt en tuinieren weer vooral groenteteelt-vanuit-noodzaak werd. Maar toen vanaf de jaren vijftig de welvaart steeg, sloeg de gemiddelde Nederlander weer aan het siertuinieren, waardoor de KMTP groeide als kool. De almaar uitdijende groep tuin- en plantenliefhebbers werd graag lid van de KMTP omdat ze daar mede tuinders konden ontmoeten en van vakmensen konden leren over planten en tuinieren. De vakmensen op hun beurt werkten graag samen met de KMTP omdat die hen beter in contact bracht met hun klanten.

1960: Groei & Bloei het maandblad 

Vanwege het weer uit het dal klimmen van de KMTP werd in 1960 besloten het blad, dat tot dan toe jarenlang als noodlijdend katern was verschenen bij het tweewekelijkse Vakblad voor de Bloemisterij, weer uit te geven als zelfstandig maandblad met een nieuwe, moderne naam: Groei & Bloei. Die naam was als beste uit de bus gekomen na een prijsvraag onder de leden. Maar liefst vijf leden waren met de titel ‘Groei & Bloei’ op de proppen gekomen; na loting werd de heer J. Bijl van Duyvenbode uit Hillegom tot winnaar uitgeroepen. Hij was al jarenlang trouw lid, voorzitter van de afdeling Bennekom en ex‒secretaris van de Nederlandse Dahlia Vereniging: een man die de prijs verdiende.

Afdelingen en evenementen

Bij het honderdjarig bestaan, in 1972, was Groei & Bloei (‘de vereniging waar je nooit uitgeleerd raakt en je hobby kunt delen met anderen’) nog nooit zo groot geweest: dertigduizend leden, verspreid over liefst 149 afdelingen die allerlei activiteiten organiseerden, zoals bijeenkomsten om tuinproblemen te bespreken, het uitwisselen van stekjes op stekjesbeurzen, het testen van planten, cursussen (van snoeien en rozenverzorging tot tuinarchitectuur en bloemschikken), lezingen, en excursies naar mooie tuinen in binnen- en buitenland. Er kwamen op den duur ook landelijke evenementen bij, zoals een tuin- en landleven beurs, en later het open tuinen weekend, de Nationale Tuinweek en tuinfestival Gardenista. Ook heeft Groei & Bloei de grootste open tuinen website van Nederland: bezoekmijntuin.nl.

Het levensverhaal van Groei & Bloei

Tuinieren als hobby

In het jaar 2003 bereikte het ledenaantal het hoogste punt ooit: 76.000. Dat kwam onder andere doordat nog meer mensen de middelen en tijd hadden gekregen iets aan hun tuin te doen, maar ook omdat het blad Groei & Bloei zich onderscheidde van de vele andere tuintijdschriften die zich inmiddels op de schappen waren gaan verdringen. In de meeste van die tuinbladen ging het er vooral om hoe de tuin eruit zag als eindresultaat, terwijl de Groei & Bloei zich richtte op de groep voor wie tuinieren een hobby is en daarmee een gat in de markt bediende. Dat was terug te zien in de verkoopcijfers: Groei & Bloei oversteeg alle andere tuinbladen. Je kon aan de Groei & Bloei zien dat de hobby tuinieren in het nieuwe millennium als veelzijdiger werd opgevat: het blad ging niet meer alleen over de vertrouwde degelijke informatie over planten en tuinaanleg, maar ook over plezier beleven aan schoonheid, het buiten zijn, beweging, contact met aarde en natuur, rust, en de uitdaging iets moois te creëren.

Anno 2022 nog springlevend

Nu, in 2022, staat de ledenteller van Groei & Bloei op 27.000 en zijn er nog altijd 127 afdelingen. Ook al is het ledental de laatste negentien jaar met meer dan de helft teruggelopen, Groei & Bloei is nog steeds het grootste tuintijdschrift en de grootste vereniging voor tuinierliefhebbers. De krimp lijkt een onvermijdelijk gevolg te zijn van de instortende bladenmarkt en de alomtegenwoordigheid van het internet, waar je snel informatie kunt vinden over tuinieren ‒ hoewel die lang niet altijd even betrouwbaar is als die van good old Groei & Bloei. Ook de individualisering speelt mee: er is veel minder behoefte je te binden aan een vereniging. Mensen hebben de laatste decennia ook minder tijd gekregen voor tuinieren omdat er nu veel meer keus is in vrijetijdsbesteding.

Maar dat Groei & Bloei na 150 jaar ondanks alle crisissen, wereldoorlogen en technologische en maatschappelijke ontwikkelingen nog steeds springlevend is, bewijst wel dat de behoefte aan ‘alles over tuinen en tuinieren’ ‒ zoals de ondertitel van Groei & Bloei vandaag luidt ‒ onverwoestbaar is.

Het levensverhaal van Groei & Bloei

Meer in deze categorie