Verwilderen en verzorging anemonen
De meeste voorjaarsbloeiende anemonen, zoals A. nemorosa en A. ranunculoides, zijn echte bosplanten. Ze doen het goed onder bladverliezende struiken en bomen of onder een haag. Omdat ze gemakkelijk verwilderen, kunnen er prachtige, grote groepen ontstaan. In het voorjaar verlangen ze veel licht en voldoende vocht. Na de bloei sterven ze al snel bovengronds af. In die toestand hebben ze geen problemen met volop schaduw of een drogere bodem. Hun dunne wortelstokken moeten in september-oktober worden geplant in vruchtbare, humusrijke en goed gedraineerde grond, die aan de zure kant mag zijn. Omdat de wortelstokken snel uitdrogen is het belangrijk dat te doen zodra je ze in huis hebt. In de zomer zijn bosanemonen blij met een mulchlaag van compost. Ook op een open plek, bijvoorbeeld een bloemenweide in de volle zon, kun je anemonen laten groeien. In dat geval moet de grond tijdens de groei wel constant vrij vochtig zijn.
Andere voorjaarssoorten
Naast de bosanemonen zijn er nog meer voorjaarsbloeiende anemonen. Anemone canadensis groeit van nature op oevers en in vochtige weilanden en staat graag zonnig. Ook A. multifida en A. parviflora verlangen vrij veel zon. A. sylvestris is geschikt als rotsplant en gesteld op kalkhoudende grond.
Anemone coronaria, de gewone anemoon, is een buitenbeentje. De vorstgevoelige knollen van deze populaire snijbloem kun je het beste ieder jaar opnieuw planten. Week de knollen bij voorkeur eerst een nacht voor en geef ze een zonnige plek en zanderige grond. De bloemen verschijnen ongeveer twaalf weken na het planten.