Schaduwplanten: blij met donker

Schaduwplanten: blij met donker

Zon is voor planten een van hun eerste levensbehoeften. Groeien in (diepe) schaduw is voor veel planten dan ook behoorlijk lastig. Toch zijn er soorten die op zo’n plek kunnen overleven, zolang de grond maar vochtig genoeg is. Wat is halfschaduw, schaduw en diepe schaduw en welke planten houden ervan?

Verreweg de meeste schaduwplanten houden van humusrijke grond. Het blad van bomen in de loofbossen waar ze oorspronkelijk vandaan komen, valt in de herfst af en verteert. Zo ontstaat er op den duur een luchtig en humusrijk grondmengsel, waarin deze planten uitstekend gedijen.

Halfschaduw

Bij het kiezen van schaduwplanten is het belangrijk te weten met wat voor type schaduw je te maken hebt. Een situatie waarbij de planten tussen de drie en zes uur direct zonlicht per dag krijgen noemen we halfschaduw. Op plantenetiketten wordt dit aangegeven met dit symbool: Het liefst hebben ze ochtend- of avondzon en schaduw op het heetst van de dag, in de voormiddag. Vaak is dit het geval in tuinen op het noordwesten of noordoosten. Ook de ‘vlekkerige’ schaduw onder boomkronen die redelijk wat licht doorlaten, noemen we halfschaduw. Onder loofbomen met een dichte kroon kan het trouwens ook aardig licht zijn. Tenminste, zolang ze nog niet in het blad staan. Daarom bloeien veel bosplanten in het vroege voorjaar. Dan kunnen ze nog profiteren van de zon. Als deze planten op een plek met jaarrond schaduw worden gezet, bloeien ze minder rijk.

Schaduwplanten: blij met donker

Diepe schaduw

Als een plek nooit meer dan twee uur direct zonlicht per dag krijgt, noemen we dit diepe schaduw. Deze situatie doet zich voor aan de noordkant van huizen, een schutting of een hoge wintergroene haag, of in een poort tussen twee huizen. Bloeiende planten hebben het daar moeilijk; ze houden te weinig energie over om bloemen te maken. Een Camellia bijvoorbeeld, zal in diepe schaduw slecht bloeien. En een hulst of sneeuwbes draagt minder rijk bes dan bij iets meer licht. Veel planten voor diepe schaduw hebben groot, zeer donkergroen blad. Heesters voor zo’n plek zijn vaak wintergroen, zodat ze het hele jaar door licht kunnen vangen. In bossen staan schaduwplanten meestal beschut tegen wind, in de tuin staan ze dan ook niet graag op tochtige plekken. Veel niet-bloeiende planten, bijvoorbeeld varens en coniferen, zijn schaduwplanten. Een stukje tuin in diepe schaduw moet het dus eerder hebben van aantrekkelijke bladcontrasten dan van uitbundige bloei of vruchten.

Wisselende groeiomstandigheden

In diepe schaduw onder bomen kunnen de groeiomstandigheden sterk wisselen, zelfs voor planten op korte afstand van elkaar. Op welk moment van de dag komt er wat zon? Zit er net een grote boomwortel in de buurt? Het is daar vaak lastig om de bodem volledig bedekt te krijgen. Op dit soort plekken werkt het vaak goed om meerdere schaduwminnende bodembedekkers door elkaar aan te planten. Die zoeken geleidelijk zelf hun favoriete groeiplek op en samen bieden ze toch een groene aanblik. Het voordeel van schaduw is wel dat onkruid er ook minder goed groeit. Het is dan ook niet zo erg als bodembedekkers laag blijven of niet perfect sluiten.

Heesters en bomen voor schaduw

  • Abies-soorten (zilverspar)
  • Acer palmatum (Japanse esdoorn)
  • Amelanchier arborea (krentenboompje)
  • Aucuba (broodboom)
  • Camellia japonica
  • Cornus florida (Amerikaanse kornoelje)
  • Fagus (beuk)
  • Fatshedera x lizei (NB: matig winterhard)
  • Gaultheria shallon (bergthee)
  • Hedera helix, H. colchica, H. hibernica (klimop)
  • llex aquifolium, I. opaca (hulst)
  • Magnolia grandiflora (grootbloemige magnolia)
  • Picea omorika (Servische spar)
  • Prunus laurocerasus (laurierkers)
  • Rhododendron Catawbiense Groep
  • Rubus tricolor (Chinese braam)
  • Ruscus aculeatus (muisdoorn)
  • Sarcococca (vleesbes, zoete buxus)
  • Symphoricarpos albus, S. chenaultii (sneeuwbes)
  • Taxus baccata
  • Thuja plicata (levensboom)
  • Tsuga (hemlockspar)


Vaste planten voor schaduw

  • Asarum europaeum, A. caudatum (mansoor)
  • Athyrium filix-femina (wijfjesvaren), A. niponicum
  • Carex pendula, C. plantaginea (zegge)
  • Euphorbia amygdaloides var. robbiae (wolfsmelk)
  • Geranium nodosum
  • Lamiastrum galeobdolon (gele dovenetel)
  • Matteuccia struthiopteris (struisvaren)
  • Oxalis triangularis (geluksklaver)
  • Polystichum setiferum (zachte naaldvaren)
  • Pteridium aquilinum (adelaarsvaren)
  • Tiarella cordifolia, T. wherryi (schuimbloem)
  • Trachystemon orientalis (orientaals komkommerkruid)
  • Vinca minor, V. major (maagdenpalm)
  • (Cultivars die behoren tot deze soorten zijn ook geschikt.)


Tekst: Margareth Hop Illustraties: Huub Kistemaker
Uit Groei & Bloei jan/feb 2019